Die eerste augustusdag was het joelen en krioelen, spartelen en pletsen aan het strandje – de gebruikelijke gezelligheid die hete zomer -. Windstil, al weken lang. Toen rimpelde het water op, eerst midden op De Plas, rond 3 uur in de namiddag – een halfuurtje maar, eerst -. De enkele surfers verheugden zich op de onverwachte golfslag maar hun zeil trok niet aan. Waar de zwemmers toch onbewaakt het water indoken, waagden ze één duik en daarna zag ik aarzeling.
Lau, haar opa – Opa Bos – en ik stapten nat en bezorgd uit de omwoelde zwemzone.
Kladwerk! Overschilderen, die vuile boel! Hij staat er ondertussen langer dan een jaar, deze graffiti, naast een fiets- en voetgangerstunneltje aan de dreef naar het Montfortcollege.
Een puber met een hartenkreet naar een liefje? Het duurt me te lang! Ik stel de prangende vraag, ik geef zelf het antwoord en ik zet mijn signatuur er onder: een zwevend figuurtje, een vliegend varkentje. Komjehiervaker, geen spatie. In alle haast vaek fout gespeld en gecorrigeerd. Hij (of zij?) is erg ongeduldig. Ik hoop dat ik jou hier snel kan treffen!
Maar is de aangesprokene wel geïnteresseerd? Na de tiende keer dat ik er verwonderd voorbij fiets, krijgt de tekst weer een andere betekenis. Is hier een eenzaat aan het werk? Graffiti van een desperado? Zo de kreet niet wordt beantwoord, kan het ergste gebeuren … de trein. Geen donkere gedachten, hé! Hier is iemand aan het werk geweest mét humor; iemand licht in zijn hoofd, beetje Kafka, beetje Banksy. Hoewel, een humorist of dichter sluit zijn tekst toch niet af met een streepje vóór zijn signatuur?
Misschien wil hij of zij voorbijgangers begroeten. Dat is bijzonder vriendelijk. Dank u wel. Niet overschilderen!
Ari peddelde van kindsbeen af. Hij peddelde lucht en zand en, als er wind was, ook wind. De peddel was zijn speelgoed, gevonden tussen kleren en spullen van hulporganisaties. Maar Ari leefde in een droog land waar er aan water een gebrek is.
Toen hij tien werd besliste hij peddelkampioen te worden. Dus bleef hij oefenen met zwaardere lucht, natter zand en hardere tegenwind. Iedereen vond Ari de beste; hij zou kampioen worden.
Toen hij zestien werd nam Ari de beslissing die zijn leven veranderde. Hij schreef een brief aan Yussuf, de nieuwkomer die nu leefde in het dorp aan de machtige rivier en er leerjongen was van bakker Brodsky. Ari was de zoon van Adnam, de buur van de familie Yussuf.
Beste Yussuf,
Je weet zeker nog hoe ik de buurjongens kon blij maken met mijn geslinger en gezwaai en met hoge worpen met mijn peddel. Ik ben blijven oefenen met lucht, zand en wind.
En nu wil ik gaan oefenen met water. Kan ik bij jou komen oefenen op water?
Jouw buur en vriend, Ari
Yussuf schreef onmiddellijk terug dat Ari welkom was bij hem.
Over de ezel Pjotr die bijna verdronken was, over Dame Gans die niet graag zwemt en over de oude Haan die verstoten werd uit het kippenhok en over die drie die te samen wonen op het eiland aan de molen aan de machtige rivier, ga ik nu vertellen.
Ezel Pjotr is al grijs, niet meer zo koppig, en hij staat bekend als goedaardig. Daarom komen kinderen graag langs om er een ritje te maken met Pjotr. Pjotr mag dan wel gezellig zijn, toch is hij ook een beetje dom.
Het gras op de rand van het eilandje was fris, jong, iets té uitnodigend en vooral gladrijk. Pjotr boog zich reikhalzend voorover, slipte, verloor zijn evenwicht en viel pardoes, ja pardoes plonsde hij het water in. Pjotr spartelde nog even, zocht vaste grond die helaas voor hem modder bleek te zijn, en zakte dieper weg, zijn schoft zo goed als onder de waterlijn.